Reactie K7 naar aanleiding van de opmerkingen van staatssecretaris Nobel
Tijdens de inloop van de ministerraad verklaarde staatssecretaris Nobel van Participatie en Integratie vandaag dat ‘islamitische jongeren voor een groot deel onze Nederlandse normen en waarden niet onderschrijven’. Aanleiding voor deze uitspraak waren de gewelddadige incidenten die enkele dagen geleden plaatsvonden tussen supporters van Maccabi Tel Aviv en een aantal Amsterdammers. Het bewijs voor dit sweeping statement is volgens de staatssecretaris dat er Arabisch werd gesproken in enkele van de filmpjes die werden gedeeld op sociale media. Volgens de staatsecretaris komen Arabisch en islamitisch kennelijk op hetzelfde neer, dit terwijl de meerderheid van moslims helemaal geen Arabische achtergrond heeft.
Naar onze mening is de opvatting van de staatssecretaris niet alleen prematuur maar gaat hij daarmee ook zijn boekje te buiten. Momenteel voert het OM een strafrechtelijk onderzoek uit en de uitkomsten daarvan moeten worden afgewacht. Het is uitsluitend aan het OM – en daarna aan de rechter – om te bepalen of er strafbare feiten zijn gepleegd. In het kader van de rechtsstaat moeten politici zich onthouden van commentaren die het strafrechtelijk onderzoek mogelijk zouden kunnen beïnvloeden. Bovendien heeft de Inspectie Justitie en Veiligheid besloten een onderzoek in te stellen naar de gebeurtenissen in Amsterdam. Daarbij zullen ongetwijfeld ook de beelden worden betrokken die laten zien hoe de Maccabi supporters tekeer gingen op woensdag en het geweld niet schuwden. Nu de staatssecretaris publiekelijk zijn conclusies al heeft getrokken loopt hij deze toezichthouder voor de voeten.
De gewelddadigheden hebben in Amsterdam en daarbuiten gevoelens van angst opgeroepen. Voorkomen moet worden dat de verhoudingen tussen gemeenschappen door deze incidenten worden ontwricht. Bestuurders hebben dan ook de plicht olie op de golven te gooien en niet op het vuur. Dat geldt in het bijzonder voor de staatssecretaris die maatschappelijke cohesie in zijn portefeuille heeft. Helaas verzaakt de staatssecretaris zijn verantwoordelijkheid op dit punt.
Hoe de staatssecretaris zijn conclusie dat ‘islamitische jongeren voor een groot deel onze Nederlandse normen en waarden niet onderschrijven’ meent te kunnen afleiden uit de gewelddadige incidenten wordt niet duidelijk. Als beelden op sociale media in het Arabisch van commentaar werden voorzien mag daaruit niet een negatieve opstelling van een hele bevolkingsgroep worden afgeleid. Door alle moslims over één kam te scheren maakt hij zich schuldig aan discriminatie en stereotypering. Één miljoen Nederlandse moslims zijn goede burgers van dit land. Zij hechten grote waarde aan rechtvaardigheid, wederzijds respect, vrede en verdraagzaamheid, kortom de kernbestanddelen van de democratische rechtsstaat. Door hen antisemitisme aan te wrijven miskent hij het wezen van de islam, die Joden als ‘mensen van het boek’ respecteert en positief tegemoet treedt.
Het heeft er alle schijn van dat de staatssecretaris de gewelddadigheden in Amsterdam aan wil grijpen om moslims als antisemiet en onaangepast af te serveren. Zulk gedrag past niet in de democratische rechtsstaat die de staatssecretaris geacht wordt te dienen, zoals hij ten overstaan van de Koning heeft gezworen. Wij roepen hem in dat kader dan ook op zijn woorden terug te nemen en zich in plaats van de anti-islamagenda van de PVV uit te rollen, zich in te zetten voor maatschappelijke verbinding en vooruitgang.